11 tips van Aristoteles om gelukkig te worden
Wanneer het aankomt op ethiek, op goed handelen en correct gedrag, vragen de meesten van ons zich af: “Wat moet ik doen?” Maar de oude Griekse filosofen stelden zichzelf de vraag: “Wat voor soort persoon zou ik moeten zijn?” Aristoteles, een van de meest invloedrijke filosofen aller tijden, ontwikkelde een uitgebreid systeem van deugdethiek waar we tot op de dag van vandaag veel van kunnen leren.
Waarom zou je deugdzaam zijn?
In zijn Ethica Nicomachea stelde Aristoteles dat mensen sociale, rationele dieren zijn die “goed willen leven”. Daartoe stelde hij een ethisch systeem voor dat ontworpen was om ons te helpen eudaimonia te bereiken. Eudaimonia betekent zowel ‘een goed leven’ als ‘bloeien’.
Eudaimonia wordt bereikt door bewust goed te leven en je karaktereigenschappen zo op te bouwen dat je niet eens hoeft na te denken wanneer je een juiste keuze moet maken.
Zo’n persoon zal gelukkig zijn, maar niet op dezelfde manier als een hedonistisch persoon. Een eudaimonisch persoon zal streven naar zelfverbetering en zal zijn leven ten volle leven. Hij of zij zal het soort persoon zijn dat anderen willen zijn. Bovenal zullen ze floreren. Maar niet noodzakelijk floreren in status, bezit of macht.
Wat zijn deugden?
Aristoteles ziet deugden als karaktertrekken en tendensen om op een bepaalde manier te handelen. We krijgen ze door ze te oefenen en door ‘morele voorbeelden‘ na te volgen totdat we erin slagen die deugd ons eigen te maken. We worden bijvoorbeeld gematigd door het beoefenen van matigheid, moedig door moed te oefenen, enzovoort. Uiteindelijk wordt die deugd een gewoonte.
Aristoteles zegt dat elke deugd de ‘gulden middenweg’ is tussen een ‘ondeugd’ waar we te veel van hebben en eentje waar we te weinig van hebben. Neem het voorbeeld van matigheid. Als we te weinig gematigd zijn dan zal dit slecht voor ons zijn omdat we bijvoorbeeld te veel eten. Maar als we te veel gematigd zijn dan zal dit slecht voor ons zijn omdat we bijvoorbeeld niet genoeg eten. Aristoteles ziet beide eigenschappen als vicieuze punten. De deugdzame persoon weet hoeveel hij kan eten zonder dik te worden of uit te hongeren.
Wat zijn de deugden van Aristoteles?
De deugden die hij opgeeft in zijn Ethica Nicomachea zijn:
1. Moed: het middelpunt tussen lafheid en roekeloosheid. De moedige persoon is zich bewust van het gevaar, maar laat zich niet tegenhouden.
2. Matigheid: de deugd tussen overdreven gevoeligheid en ongevoeligheid. Aristoteles zou de persoon die nooit drinkt net zo dom vinden als degene die te veel drinkt.
3. Vrijgevigheid: de deugd van de naastenliefde. Dit is de gulden middenweg tussen gierigheid en meer geven dan je je kunt veroorloven.
4. Verhevenheid: de deugd van extravagant leven. Het rust tussen soberheid en vulgariteit. Aristoteles ziet geen reden om ascetisch te zijn, maar waarschuwt ook voor om niet opzichtig te zijn.
5. Edelmoedigheid: de deugd met betrekking tot trots. Het is het middelpunt tussen jezelf niet genoeg krediet geven en grootheidswaanzin. Je dient te handelen met een gevoel van eigenwaarde maar niet te streven naar misplaatste grootheid en een opgeblazen ego.
6. Geduld: dit is de deugd die je geduld beheerst. De geduldige persoon moet noch te boos worden, noch falen om boos te worden wanneer dat zou moeten.
7. Waarachtigheid: de deugd van eerlijkheid. Aristoteles plaatst het tussen de gewoonten van uit gewoonte te liegen en die van tactloos of opschepperig zijn.
8. Humor/spitsvondigheid: In het midden tussen troost en lompheid. Dit is de deugd van een goed gevoel voor humor.
9. Vriendelijkheid: Hoewel vriendelijk zijn misschien geen morele deugd lijkt, beweert Aristoteles dat vriendschap een vitaal onderdeel is van een leven dat goed geleefd wordt. Deze deugd ligt tussen helemaal niet vriendelijk zijn en te vriendelijk zijn naar teveel mensen toe.
10. Spijt: het middelpunt tussen te verlegen zijn en schaamteloos zijn. De persoon die de juiste hoeveelheid schaamte heeft, zal begrijpen wanneer hij een sociale of morele fout heeft begaan, maar zal niet te bang zijn om deze niet te riskeren.
11. Rechtvaardigheid: de deugd om eerlijk met anderen om te gaan. Het ligt tussen zelfzuchtigheid en onzelfzuchtigheid. Deze deugd kan in verschillende situaties worden toegepast. Aristoteles wijdt een heel hoofdstuk aan de verschillende vormen die het kan aannemen.
Aristoteles Tricolore
Elke deugd is het middelpunt tussen een tekort (rood) en een overschot (blauw). De deugdzame persoon neigt naar het witte centrum.
Aristoteles ziet de ethiek meer als een kunst dan als een wetenschap. We dienen als onderdeel van onze morele ontwikkeling te leren wat de juiste aanpak is van een situatie.
Aristoteles zegt daarom niet dat we de regels niet kunnen overtreden. Omdat een persoon eerlijk is, betekent dit niet dat hij of zij niet kan liegen wanneer dat nodig is. Dit maakt de deugdethiek flexibel, maar ook moeilijk te gebruiken omdat we zelf moeten bepalen wanneer we kunnen liegen, boos worden of zelfverzekerd kunnen zijn.
Oud maar relevant
We worden allemaal ooit in ons leven met gevaar geconfronteerd. Dus we dienen ons af te vragen hoe we moedig kunnen zijn. We dienen allemaal om te gaan met andere mensen, dus we moeten ons afvragen hoe we vriendelijk kunnen zijn. We worden allemaal boos, dus we moeten ons afvragen hoe we geduldig kunnen zijn. De deugden van Aristoteles zijn meer dan 2.300 jaar oud, maar blijven ook in onze tijd relevant.
Hoewel de exacte aard van wat het goede leven is en hoe deze is te bereiken onderhevig is aan een eindeloze discussie, blijven de ideeën van grote geesten altijd belangrijk.
Niet iedereen die probeert de 11 deugden na te streven zal hierin slagen. Maar zouden we niet al betere mensen worden en een beter leven leiden wanneer we het zouden proberen?
Tip: Neem eens een kijkje bij onze uitgebreide online cursus Toegepaste Stoïcijnse Levenskunst of volg een gratis proefles.