Het verhaal van de twee monniken en de vrouw
Het verhaal van twee monniken en een vrouw is een bekende boeddhistische parabel. Het verhaal gaat dat twee monniken samen reisden, een oude monnik en een jonge. Ze komen bij een rivier met een sterke stroming waar een jonge vrouw zit te wachten. De vrouw durft niet alleen de rivier over te steken. Ze vraagt aan de monniken of ze haar over de rivier willen helpen. Zonder een woord te zeggen, en ondanks de heilige gelofte die hij had afgelegd om vrouwen niet aan te raken, pakt de oudere monnik haar op, loopt door de rivier en zet haar neer aan de andere kant.
De jongere monnik voegt zich bij hen aan de overkant van de rivier en is verbijsterd dat de oudere monnik zijn gelofte heeft verbroken maar niets zegt. Een uur verstrijkt terwijl ze verder reizen. Dan twee uur. Dan drie. Ten slotte kan de nu behoorlijk geagiteerde jongere monnik het niet langer voor zich houden en zegt: “Waarom droeg je die vrouw terwijl we een als monniken een gelofte hebben afgelegd om vrouwen niet aan te raken?”
De oudere monnik antwoordt: “Ik heb haar uren geleden aan de kant van de rivier afgezet. Waarom draag je haar nog steeds bij je?”
Een goede duiding van deze parabel is dat het ons eraan herinnert om niet stil te staan bij het verleden op een manier die ons leven in het huidige moment belemmert. Maar er is mogelijk ook een tweede betekenis.
De oudere monnik raakte de vrouw fysiek aan, maar met de juiste intentie. Hij begreep dat het verbod niet ging over het aanraken, maar over het vermijden van verlangens, begeerten en gehechtheid. Het is niet de handeling zelf, maar het is de reden en de intentie die er werkelijk toe doet.
Ironisch genoeg raakte de jongere monnik gehecht aan de vrouw en de handeling en merkte dat hij vasthield aan een onbelangrijk iets, waardoor het hem van streek kon maken. De jongere monnik stemde ermee in geraakt te worden door de ontmoeting met de vrouw, op een manier die de oudere monnik vermeed.
Intentie en aanwezigheid
Het gaat om intentie en aanwezigheid. Het verschil tussen de twee monniken heeft te maken met moraliteit, intentie en gerechtigheid, maar nog meer met het feit dat de oudere monnik zijn leer volledig heeft begrepen.
Met andere woorden, hij heeft de behoefte aan starre regels overtroffen omdat hij de les had geleerd van de starre regel die de monniken hadden gekregen om die les te leren. Omdat hij de les had verinnerlijkt, kon hij een juiste koers voor zijn handelen kiezen.
Een wijs persoon kan een gedeelde glimlach met een vreemde uitwisselen, waarvan anderen denken dat het een moment van romantische intimiteit is. De omstandigheden kunnen inderdaad leiden naar deze ingebeelde koers. Maar een wijs persoon zal zich die koers niet voorstellen, omdat zijn innerlijke intentie al juist was voor de daadwerkelijke handeling. Dit is het verschil tussen de oudere monnik en de jongere monnik.
Objectieve en subjectieve moraliteit
Op een bepaald punt op het pad kan onze filosofie ons het gevoel geven dat de regels van moraliteit relatief zijn. Ons het gevoel geven dat moraliteit subjectief is en dat het idee van objectieve moraliteit onhoudbaar is. In dit stadium, hoewel we deze dingen misschien intellectueel kunnen regelen, hebben we nog steeds wat we “morele worstelingen” of interne debatten zouden kunnen noemen. Er is de perfecte moraliteit en de praktische moraliteit in het “echte” leven.
We doen het mentale werk om de gebeurtenissen in het echte leven aan te passen aan onze idealen. Enige tijd later, misschien nadat we een gezonde dosis van dit “aanpassen” hebben gedaan, zou het volgende kunnen klikken: dat de kwestie van zoiets als objectieve moraliteit (of moraliteit in een externe zin) voor gewone mensen bijna niet is te praktiseren.
Als we echt in het goed en kwaad van externe objecten en gebeurtenissen geloven, dan moeten we onszelf martelen door bij alles proberen te bedenken of het goed of fout is. We proberen dan in het hoofd te kruipen van God.
Het is niet alleen de “grote” moraliteit waarvoor we dit dan proberen te doen. Het zijn heel veel “kleine” dingen die je dan wel en niet moet doen. Maar dit soort morele vragen vervagen als je echt toestaat dat dingen die je leuk vindt gebeuren, maar ook dingen die je niet leuk vindt gebeuren. Dat de dingen en gebeurtenissen geen eigen moraliteit hebben. Het is onze intentie die iets goed of fout maakt.
Dus het aanraken van een vrouw voor een boeddhistische monnik is alleen fout als de intentie achter de aanraking fout was, bijvoorbeeld als hij kans liep verleid te worden door de schoonheid van de vrouw. Indien de intentie achter de aanraking goed is, bijvoorbeeld om die persoon altruïstisch te helpen, dan kan de activiteit nooit fout zijn.