Stoïcisme tegen stress: 5 Lessen van Cato
Julius Caesar wilde hem doden. George Washington wilde hem zijn. En tweeduizend jaar lang was hij onderwerp van toneelstukken, poëzie en schilderijen. Hij had bewonderaars zo divers als Benjamin Franklin, de dichter Dante, en de stoïcijnse keizer Marcus Aurelius. Maar desondanks heb je waarschijnlijk nog nooit van hem gehoord: Marcus Porcius Cato de Jongere, beter bekend als Cato.
Cato was de senator die de oppositie leidde tegen Julius Caesar in de laatste jaren van de Romeinse Republiek. Hij pleegde zelfmoord omdat hij niet wilde leven onder een dictator. Hij maakte stoïcisme populair bij het grote publiek.
Maar waarom is Cato vandaag de dag nog relevant? Omdat in een tijd van crisis en rampen in Rome de missie van Cato was om te leven op zijn eigen voorwaarden, zelfs (en soms vooral) wanneer die principes hem op gespannen voet plaatsten met iedereen om hem heen.
Cato herinnert ons dat er een dunne lijn is tussen visionairs en dwazen. Een les die met name van belang is voor ondernemers, auteurs, creatieve types, of eigenlijk voor iedereen die tegen de stroom ingaat.
Cato is zowel een lichtend voorbeeld als een waarschuwing. Hier zijn vijf lessen die hij ons kan leren over reputatie, autoriteit, angst, discipline, en nalatenschap:
1) Beheers de kracht van grote gebaren
We noemen deze tijd waarin we leven het informatietijdperk. We worden overladen door informatie. Publieke figuren gedurende de gehele geschiedenis moesten met elkaar concurreren om te worden gehoord. In het oude Rome trokken populaire advocaten zoals Cicero consequent enorme mensenmassa’s aan. Het Romeinse volk kon regelmatig in het Forum politieke toespraken horen die wel een hele dag konden duren. Hoe kan iemand door al dat lawaai heen breken?
Cato begreep dat acties veel makkelijker zijn te ‘horen’ dan woorden. Dus perfectioneerde hij een stijl van politiek-door-gebaar. Hij liep op blote voeten. Hij droeg zijn toga commando (dus met niks eronder, wat toen en nu ook niet echt gebruikelijk is). Hij liep alleen, zonder de gebruikelijke entourage van assistenten. Hij sliep in de loopgraven samen met zijn soldaten, in plaats van ontspannen in een tent; hij marcheerde samen met hen in plaats van hoog te paard langs hen. Hij omringde zich met filosofen en niet met politieke adviseurs. Wanneer iemand een ogenblik naar Cato zou kijken, dan zag hij direct alles wat hij over Cato moest weten. Die gebaren, meer dan welke stem of toespraak, bepaalde zijn reputatie.
Zelfs zijn dood, aan het einde van de burgeroorlog in Rome, was een statement tegen zijn vijanden. Op een avond ging hij na het eten naar zijn kamer en riep luidkeels dat hij een boek wilde, namelijk Plato’s dialoog ‘Phaedo’, en zijn zwaard. Het boek ‘Phaedo’ gaat over de dood van Socrates, een filosoof die door zijn principes gedwongen werd door de politieke machthebbers om gif te drinken. Cato wilde dat iedereen de parallellen zou zien. Toen beet hij op zijn tanden en sneed zijn buik doormidden. Tot vandaag de dag, wordt dit gebaar tegen tirannie net zo luid ‘gehoord’ als elk boek of toespraak over dit onderwerp.
2) Sluit nooit morele compromissen
De stoïcijnen leerden Cato dat er wat betreft moraliteit geen grijstinten zijn. Er is niet meer of minder goed, geen meer of minder slecht. Wanneer je tien centimeter onder water bent of tien meter, je bent nog steeds aan het verdrinken. Alle deugden waren één en dezelfde deugd, alle ondeugden dezelfde ondeugd.
Het is het soort fundamentele principe dat voor ons moderne mensen onredelijk lijkt en onmogelijk lijkt om op deze manier in oorlog en politiek te leven. Maar Cato liet zien dat het kon. Hij weigerde politiek compromissen te sluiten, in welke vorm dan ook, tot het punt dat corrupte politici zijn naam als aforisme gingen gebruiken: “Wat verwacht je van ons? We zijn niet allemaal een Cato”.
Hij eiste hetzelfde van zijn vrienden, zijn familie en zijn soldaten. Hij bracht zijn vijanden tot razernij, en voor zijn bondgenoten leek hij gek. En ja, soms bracht hij het vasthouden aan zijn principes naar absurde niveaus. Maar hij bouwde ook een onmogelijke, bijna onmenselijke, standaard op die hem tot een groot gezag maakte. Hij werd in Rome de scheidsrechter wanneer het aankwam op het beslissen tussen goed en kwaad. Wanneer Cato sprak, gingen de mensen rechtop zitten. Toen hij door Julius Caesar werd afgevoerd naar de gevangenis sloot de gehele senaat zich uit sympathie bij hem aan, waardoor Caesar gedwongen werd Cato weer vrij te laten.
In de tijd van Cato probeerden velen door middel van geld en oorlogen een dergelijke autoriteit te verkrijgen. Maar deze vorm van autoriteit kan niet worden gekocht of bevochten. Het komt door charisma en een uitstekend karakter. Zijn landgenoten konden inderdaad niet allemaal een Cato zijn, maar ze konden wel meedoen met de compromisloze kant die Cato in een zaak koos.
3) Vrees niets
Op de verkiezingsdag voor een belangrijke politieke verkiezing stonden Cato en zijn stiefbroer voor zonsopgang op en liepen naar de stembus. Beiden gingen stemmen tegen de politici die in de peilingen aan kop gingen; machtige mannen die een hekel hadden aan Cato.
Ze liepen in een hinderlaag. De fakkeldrager aan het hoofd van Cato’s stoet stortte plotseling met een kreun in elkaar, doodgestoken. De fakkel kletterde op de stoep. Cato en zijn vrienden werden omringd door schaduwen met swingende zwaarden. De aanvallers vielen iedereen in de groep aan totdat ze allen gevlucht waren en alleen Cato en zijn stiefbroer er nog stonden. Ze hielden voet bij stuk. Cato probeerde een wond in zijn arm dicht te houden waar bloed uit gutste.
Hun aanvallers hadden de opdracht gekregen om hen te verwonden en angst aan te jagen, maar niet om hen te doden. Toen de boodschap van de aanvallers duidelijk was, vluchtten deze snel weg. Cato en zijn stiefbroer bleven alleen in het donker achter.
Voor Cato was de hinderlaag een duidelijke herinnering dat wanneer de politici bereid waren om dergelijke misdrijven te plegen om macht te krijgen, men kon voorstellen wat ze zouden doen als ze eenmaal deze macht hadden. Het was dus des te belangrijker dat hij zich aan het Romeinse volk liet zien, met zijn verwondingen, en aan te kondigen dat hij voor vrijheid zou staan zolang hij leven in zich had. Maar zijn stiefbroer had hier niet de moed voor. Hij verontschuldigde zich, liep weg en en sloot zich op in zijn huis. Cato, ondertussen, liep onbewaakt en helemaal alleen naar de stembus.
Cato had geleerd dat angst alleen je geest kan binnendringen wanneer je dit toestaat. Kies er niet voor om bang te zijn, en de angst verdwijnt. Voor een gewone toeschouwer was de moed van Cato misschien roekeloos. Maar eigenlijk was het een van de meest beoefende aspecten van Cato’s zelfverbetering. En het was deze diepe meditatie over de absurditeit van angst – op de onbelangrijkheid van angst, behalve dan in welke mate we erin geloven – die hem in staat om door te gaan waar anderen opgaven.
4) Gebruik pijn als leraar
Cato’s stoïcijnse training was hard en compromisloos. Hij liep rond in Rome in rare kleding met als doel dat mensen hem zouden uitlachen. Hij leerde om te leven op het rantsoen van een arme man. Hij ging blootsvoets en blootshoofds door hitte en regen. Hij leerde om pijnlijke ziektes in volmaakte stilte te verduren.
Met welk doel pijnigde Cato zich lichamelijk en geestelijk? Pijn en moeilijkheden verbeteren ons uithoudingsvermogen en onze zelfbeheersing. Cato oefende zichzelf om onverschillig te zijn voor alle dingen die buiten de cirkel van zijn geweten liggen. Hij kon belachelijk worden gemaakt, uitgehongerd zijn, arm, koud, warm, ziek – en niets zou hem van slag brengen. Zoals de stoïcijnse filosoof Epictetus zei: ‘Waar is het goede? In de geest. Waar is het kwade? In de geest.”
En Cato’s oefeningen wierpen hun vruchten af. Seneca, de grote stoïcijnse meester, vertelde dit veelzeggende verhaal aan zijn studenten. Op een dag, tijdens zijn bezoek aan een openbaar badhuis werd Cato geduwd en geslagen. Zodra het gevecht over was, weigerde hij een verontschuldiging van de dader te aanvaarden. Cato zei: “Ik kan me niet herinneren dat ik geraakt ben.”
5) Verwacht niet controle te hebben over je nalatenschap
Niemand in Rome was meer bedreven in het opbouwen van een imago als Cato. En toch, ondanks al zijn inspanningen, werd hij op het moment dat hij stierf eigendom van andere mensen. Cato was twee decennia lang een politicus. Hij heeft twee millennia doorgebracht als een politiek object.
Zou Cato het goed hebben gevonden dat hij na zijn dood publiekelijk werd vernederd door Caesar; dat in een parade door Rome zijn gruwelijke zelfmoord werd tentoongesteld? Zou Cato het goed hebben gevonden dat hij de hoofdfiguur werd in een Italiaanse opera, compleet met een romantisch subplot? Zou Cato het goed hebben gevonden dat hij door de ‘Founding Fathers’ van de Verenigde Staten een symbool werd gemaakt van de Amerikaanse democratie?
Wie kan het zeggen? Waarschijnlijk, opvliegende als hij was, zou Cato geen van dezen hebben goed gevonden, omdat hij elke keer wordt gebruikt om waarden en normen te propaganderen die bijna totaal vreemd aan hem waren, die hij zich nooit had kunnen voorstellen. Maar dat is wat je krijgt als je dood bent – als je geluk hebt. Dat is hoe de zo begeerde “onsterfelijke roem” eruit ziet.
Cato’s stoïcisme leerde hem dat alles wat wij waarderen – onze welvaart, onze gezondheid, ons succes, onze reputatie, in wezen alles wat niet tussen onze oren zit – uiteindelijk buiten onze controle ligt. Zelfs als je zo’n voorbeeldig leven hebt geleid dat mensen 2000 jaar na je dood nog boeken over je schrijven zou je daar waarschijnlijk niet blij mee zijn. Wat goed aantoont wat de oude stoïcijnse meesters onderwezen: de enige beloning voor deugdzaamheid is deugdzaamheid.
Cato’s lessen nog steeds relevant
Cato had niet de militaire genialiteit van Caesar, of de welsprekendheid van Cicero, of het aantrekkelijke uiterlijk van Pompey. Maar hij had iets wat veel belangrijker was: de vastberadenheid om zichzelf, en de mensen om hem heen, aan een waanzinnig hoge standaard te houden. Hij wilde dat zijn daden gemeten werden aan de hand van een standaard die hoger lag dan het simpele winnen of verliezen in de Romeinse politiek. Dat is de reden waarom hij nog steeds belangrijk is, lang nadat het oude Rome teloorging.