Werken aan jezelf: de stoïcijnse filosofie in de vrijmetselarij
Het bijzondere systeem van moraliteit wat de vrijmetselarij haar leden leert, is sterk geïnspireerd door de Griekse filosofie. In het bijzonder door de filosofie van het stoïcisme.
Dat de vrijmetselarij een moderne voortzetting is van de oude Griekse filosofische scholen is ook te zien door het gebruik in de vrijmetselarij van de term ‘Opperbouwmeester des Heelals’. Deze term is niet door vrijmetselaren in de achttiende eeuw verzonnen, maar werd al gebruikt door de Griekse filosoof Plato.
Ook de zeven vrije wetenschappen, die benadrukt worden in de tweede graad van de vrijmetselarij, waren in de Griekse filosofie belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van de mens.
Allegorie van het steen- of beeldhouwen
De allegorie die de vrijmetselarij gebruikt om haar wijsheid door de eeuwen over te brengen aan haar beoefenaren, namelijk die van steenhouwers, is puur Griekse filosofie.
De wijsgeer Plotinus vergeleek als een van de eerste het morele perfectioneren van een mens met het bewerken van een steen, en dan specifiek een standbeeld:
“Trek je terug in jezelf en kijk. Wanneer je jezelf niet mooi vindt, handel dan net als de kunstenaar met een standbeeld welke mooi gemaakt dient te worden. Hij snijdt hier iets weg, hij maakt daar iets glad, hij maakt deze lijn dunner, die andere zuiverder. Totdat er een mooi gezicht is ontstaan uit zijn werk.
Snijdt dus ook weg al wat buitensporig is, zet recht alles wat krom is, breng licht in de duisternis, arbeid om alles tot schoonheid te maken en houdt nooit op met het beitelen aan uw standbeeld, totdat uit het standbeeld de goddelijke pracht van deugd straalt, totdat u de perfecte goedheid ziet in het zuivere heiligdom.”
(Plotinus – Enneaden sectie 9)
In het rituaal voor de loges in Groot-Nederland uit 1906 lezen we het volgende:
“Wij stellen de onvolmaakte mens, de mens met al zijn zwakheden en gebreken, met wie geen tempel te bouwen valt, voor als een ruwe steen. Wij moeten hem altijd bewerken, al weten wij ook, dat het einde van zelfkennis en perfectie nooit wordt bereikt.
Het ideaal blijft intussen de kubieke steen; voor ons het symbool van de volmaakte mens. Naar dit ideaal moeten wij ons richten.”
Duiding van de analogie
De innerlijke mens vergelijken met een beeldhouwwerk, zoals een standbeeld of een steen voor een spiritueel gebouw, is bijzonder goed gevonden. We kunnen door deze analogie iemand die filosofische vooruitgang boekt, vergelijken met een stenen standbeeld dat zichzelf beeldhouwt.
Wat gebeurt er wanneer een standbeeld zichzelf beeldhouwt? Hieronder wat gedachten en vragen die zowel voor moderne stoïcijnen als vrijmetselaren interessant kunnen zijn. Met vragen die door beiden groepen beantwoord kunnen worden.
Waar begint een beeldhouwer met het bewerken van de ruwe steen? In het begin dienen er met hamer en beitel flinke stukken vanaf gehakt te worden. Stukken die weg moeten voordat de werkelijke vorm kan verschijnen. Waar hij begint te hakken is niet zo belangrijk, zolang hij maar in de vorm het gewenste eindresultaat blijft zien. Dit is hard en soms pijnlijk werk.
Vraag: Wat zijn de ‘grove stukken’ die voor het innerlijk werk verwijderd dienen te worden?
Wanneer de beeldhouwer (het standbeeld) in het begin nog niet veel vooruitgang heeft geboekt in het vormgeven van zichzelf, wanneer de vorm dus nog ruw en niet erg verfijnd is, is het lastig om het eindresultaat, de perfecte vorm, te zien.
De beeldhouwer dient dus het abstracte idee van het eindresultaat voor zich te blijven zien. Verliest de beeldhouwer zijn concentratie dan is het niet in staat om zichzelf te vormen naar dit einddoel.
Vraag: Hoe kan voor het innerlijk werk de concentratie op het einddoel behouden blijven?
De vaardigheid van de beeldhouwer verbetert in de loop van de tijd. Dus hoe langer hij aan het beitelen is, hoe groter de precisie wordt om zijn eigen vorm uit te houwen.
Vraag: Hoe ziet in het innerlijk werk het “verbeteren van de vaardigheid” en het “vergroten van de precisie” eruit?
Vraag: Hoe kan je bij het innerlijk werk zien dat van een “ervaren beeldhouwer” is?
Wanneer de vorm uit de steen tevoorschijn is gekomen, dan dient de beeldhouwer hamer en beitel neer te leggen en subtielere werktuigen te gebruiken. Zoals raspen, vijlen, schuurpapier en kerfmes.
Vraag: Wat zijn bij het innerlijk werk de “subtielere werktuigen”?
Wanneer in de uiteindelijke vorm rechte hoeken belangrijk zijn, zoals bij een steen voor een gebouw, dan dient de beeldhouwer gebruik te maken van gereedschap waarmee hij de rechte hoek kan meten.
De winkelhaak is hier een goed werktuig voor. Maar tijdens het beeldhouwen kan de winkelhaak vervormen of schade oplopen. Dan dient er een perfecte kubus te zijn waar de beschadigde winkelhaak weer aan getoetst kan worden.
Vraag: Wat zorgt er bij innerlijk werk voor dat de winkelhaak beschadigt raakt?
Vraag: Hoe kan je bij innerlijk werk de “winkelhaak toetsen aan de kubieke steen”?
Lees ook: Tips voor een betere beleving van de vrijmetselarij
Je hebt een weergave getoond die de innerlijke mens is. Dát wil zeggen dat het beeld hier het zelf is waar steeds aan gearbeid dient te worden.
De winkelhaak kan beschadigd worden door gebeurtenissen en mensen in je dagelijkse leven.
Je ziet het niet meer helder en zuiver doordat je beïnvloed bent door andere zienswijzen, overtuigingen van anderen waar je in mee met gegaan ook al strookt het niet met je eigen zuivere gevoel.En bepaalde negatieve karaktereigenschappen die je in je hebt, winnen het van jouw zuivere geest.
Je kunt dan de winkelhaak weer toetsen aan de kubieke steen door te gaan mediteren, open te staan voor Al wat is, diep schouwen in jezelf, bidden.
Mooi gezegd, Maria. Meditatie kan inderdaad een goed middel zijn om te innerlijke morele kompas (de Winkelhaak) weer te kalibreren.